Trefbaltrauma
Met het lood in mijn gymschoenen open ik de deur naar de sporthal op de Pabo. Het liefst keer ik weer om, want ik zie er al weken tegenop… de gymlessen. Om goed gymles aan kleuters te kunnen geven, oefen je met elkaar in de praktijk. Van medestudenten heb ik gehoord dat de eerste les direct start met een gezellig potje trefbal. Nou ja… gezellig…? Ik kan werkelijk niets bedenken wat er leuk is aan trefbal.
Jeugdtrauma’s komen naar boven. Ik voel weer hoe ik als klein meisje in de gymzaal stond met allemaal sportieve jongens en meiden om mij heen. Het was mijn dieptepunt van de week. Wanneer we gingen trefballen wilde ik het liefst de zaal uit rennen. Ontelbare keren heb ik huilend langs de kant gezeten. Het leek wel alsof mijn hoofd een onverklaarbare aantrekkingskracht had op de bal.
Dat kleine meisje van toen is nu volwassen en staat weer in de gymzaal. Direct pas ik mijn oude tactiek toe. Ik laat mij zo snel mogelijk afgooien. Opgelucht ga ik langs de kant staan. Daar ben ik weer mooi mee weg gekomen, het werkt nog steeds.
Na het potje trefbal leren we hoe je het spel voor iedereen leuk kan maken. Ik ben nog steeds niet overtuigd, maar waardeer dat er in ieder geval een andere kijk is op bewegingsonderwijs.
Rekentrauma, trefbaltrauma, schrijftrauma… ik was allang vergeten dat ik ze had. Het zij-instroom traject raakt dingen in je aan, die je verstopt hebt. Boos werd ik ervan. Ik kreeg een enorme weerstand naar de studie. Met de studentpsycholoog bracht ik mijn patronen in kaart. Ik wil kunnen genieten van mijn eigen leerproces, maar dat lukt niet wanneer ik mezelf zo vreselijk in de weg zit.
Ieder mens ontwikkelt patronen in zijn leven om beter om te kunnen gaan met lastige situaties. Vaak zijn deze patronen al ontstaan in je kindertijd. Daar hoeven dus helemaal geen immens schokkende trauma’s onder te liggen. Ik ontdek dat ik veeleisend naar mezelf toe ben. En dit tegelijkertijd ontwijk met een ongedisciplineerde modus. Oftewel; ik moet van mezelf goed kunnen trefballen. Omdat mij dit niet lukt, kies ik ervoor om snel met het spel te stoppen. Dat voelt beter dan falen.
Het is menselijk dat we in de volwassen leeftijd steeds minder willen falen. We doen dit namelijk nog maar weinig. Meestal hebben we een beroep gevonden waar we goed in zijn en zo worden we steeds minder geconfronteerd met falen. Maar hierdoor leren we ook minder. Hoe meer je faalt, hoe meer je leert. Zo hoorde ik in de Brain Bakery Podcast.
Ineens vielen alle puzzelstukjes in elkaar. Mijn mini trauma’s durf ik weer in de ogen te kijken. Ik probeer mijn patronen te herkennen en te duiden. Dat mag ongemakkelijk voelen of zelfs naar, maar ik ga ze aan.
Want mijn goede voornemen voor het nieuwe jaar:
lekker veel falen!